Algemene informatie
Nescio (Jan Hendrik Frederik Grönloh), De uitvreter
Voor het eerst uitgegeven in De Gids, Amsterdam, 1911.
Genre: Novelle
Samenvatting
'De uitvreter' is de bijnaam van Japi. De verteller, Koekebakker, heeft Japi via zijn vriend Bavink ontmoet. Bavink was Japi tegengekomen in Veere, Zeeland. Bavink en Japi zijn kameraden geworden en leven van de opbrengst van de schilderijen die Bavink maakt. Japi maakt er een gewoonte van om ook van andere vrienden te profiteren, ook Koekebakker is daar het slachtoffer van. Na verloop van tijd verliest men Japi uit het oog, maar dan ontmoeten ze hem weer: Japi heeft een baan gevonden (via zijn vader) en is geen uitvreter meer. Gelukkig voelt hij zich daar echter niet bij. Voor zijn werk moet Japi naar Afrika en na twee jaar komt hij terug: 'ziek, half dood.' Enige maanden daarna pleegt Japi zelfmoord door van een brug af te springen.
Verwerking
Bij het bepalen of dit boek onder literatuur of lectuur valt, heb ik de volgende definities aangehouden:
"Lectuur in de ruime betekenis verwijst naar alles wat gelezen kan worden. Het is dus een
verzamelnaam voor boeken, stripboeken, pamfletten, tijdschriften en kranten. Lectuur in de strikte betekenis is de lagere, populaire vorm van geschreven fictie. De rest van dit artikel behandelt lectuur in deze zin. Lectuur wordt gekenmerkt door eenvoud: simpele verhaallijnen, oppervlakkig getekende personages, weinig vernieuwend in schrijftechniek. In tegenstelling tot de karakters in literatuur, zitten in lectuurstereotypen die altijd oppervlakkig blijven. Ze veranderen niet in het verhaal. De bekendste vormen van lectuur zijn stationsromannetjes met clichématige liefdesverhalen als onderwerp. Lectuur of pulp staat tegenover literatuur. Lectuur wordt soms aangeduid als massaliteratuur, ontsnappingsliteratuur, triviaalliteratuur, amusumentsliteratuur of populaire literatuur. Daaronder vallen dokters-, liefdes-, sciencefiction-, wildwest- en misdaadromans, maar ook vele week- en maandbladen vallen onder deze noemer."
"Literatuur is een evaluatieve term die een waardeoordeel inhoudt. Dit waardeoordeel
varieert naargelang plaats en tijd. De vraag is dus niet zozeer “wat is literatuur?” als “wat
wordt als literatuur beschouwd?”. Het begrip literatuur definiëren draait dus niet zozeer om de term zelf als om de sociaal-culturele achtergrond van degenen die het willen definiëren. Literatuur betekent steeds iets anders naargelang plaats en tijd. Hieronder 5 mogelijke definities van literatuur met daarbij een bedenking:
- literatuur = fictie. Ook niet fictionele teksten worden echter soms als literatuur beschouwd en veel fictionele teksten worden niet als literatuur beschouwd.
- literatuur = bijzonder taalgebruik. Een probleem hierbij is dat bijzonder of te poëtisch
taalgebruik ook in de reclame gebruikt wordt wat het minder bijzonder maakt.
- literatuur = esthetisch, niet-pragmatisch, maar de inhoud is in literaire werken ook van belang.
- literatuur = wat door kenners als literatuur beschouwd wordt.
- literatuur = lezenswaardige teksten"
Er hoefde door mij niet lang nagedacht te worden toen ik mij afvroeg welk type verslag ik voor 'De Uitvreter' wilde gaan gebruiken: ik was er snel uit dat dit wel de 'Literatuur of Lectuur'-variant moest worden. Het boek wordt immers door nagenoeg alle hedendaagse recensenten als fantastische literatuur beschouwd en alom geloofd, terwijl in de tijd van publicatie een totaal tegenovergestelde consensus heerste. Om nu eens voor mijzelf te kijken of ik het verhaal als literatuur of lectuur zou beoordelen, koos ik voor dit type verslag.
Om te beginnen is het boek fictie. Veruit de meeste literaire verhalen zijn fictie, maar natuurlijk is niet elk fictioneel verhaal ook literair. Toch wordt de al dan niet fictionaliteit van een verhaal vaak als eigenschap van literatuur gegeven en zo ook in de gegeven definitie in de taakbeschrijving van deze opdracht.
Het boek is ook esthetisch en niet-pragmatisch. De inhoud speelt echter wel een rol, maar ik denk dat velen het er wel over eens zullen zijn dat die inhoud niet bepaald als diepgaand kan worden getypeerd.
Dit laatste punt kan wel weer in combinatie worden gezien met het zeer eenvoudige taalgebruik voor die tijd. Het is dan wel onveranderde en onvertaalde taal uit 1911, dus voor onbekenden met deze taalvorm wellicht af en toe enigszins lastig te volgen, maar eigenlijk denk ik dat slechts zeer weinige hier last van zullen hebben, daar er praktisch nooit diepere betekenissen achter de zinnen liggen. Het taalgebruik zou dus wél weer als pragmatisch kunnen worden beschouwd.
Een citaat:
[Japi spreekt over de dikke, stompe kerktoren van Zierikzee, die hij in de verte, na lange tijd, weer ziet:] "Dikke Jan, die oue geduldige dikke Jan, hij staat er nog. Ik dacht 't wel. Ja hoor, hij staat er nog." En toen vroeg Bavink of i altijd zoo'n lol had en toen zei Japi: "Ja", meer niks.
Hierbij vermeld hebbende dat er hierop nog welgeteld drie zinnen volgen die beginnen met "En toen ...", was het voor mij duidelijk dat het taalgebruik - zeker in die tijd - eerder het etiket 'lectuur' dan 'literatuur' opgeplakt zou krijgen, hoewel deze manier van schrijven in combinatie met het nu archaïstische karakter ervan het wel ontzettend plezierig en grappig maakt om te lezen. Zo kan ik vertellen dat ik kostelijk heb gelachen om het door mij gegeven citaat toen ik het zelf las in het boek.
Daarbij is het taalgebruik niet alles! Het is immers zeker een zeer lezenswaardige tekst. Ik zou het iedereen kunnen aanbevelen die iets luchtigs, maar toch ook literarairs wil lezen. En met deze zin verklap ik al mijn eindoordeel over de literaire waarde van dit verhaal, want ook nog eens buiten het feit dat elke zelfrespecterende hedendaagse recensent dit boek als literatuur beschouwd, wat ook nog een genoemd literatuuraspect in de opdracht is, beschouw ik dit boek als een waardig literair geschrift en dat brengt mij na wegen en meten en na al het bovenstaande tegen elkaar te hebben weggestreept op het volgende eindoordeel: