Pagina's

donderdag 12 januari 2012

Klas 5: Boekverslag, Het Leven is Vurrukkulluk, Remco Campert



Type verslag: Stromingsboek.

Algemene informatie

Remco Campert, Het Leven is Vurrukkulluk
©1961, De Bezige Bij, Amsterdam
Eerste druk 1961
Eenendertigste druk, oktober 2011
ISBN 978 90 596 5146 3
170 pagina's

Genre: Roman

Samenvatting
Mees en Boelie wandelen op zondagmorgen door een park in Amsterdam, waar Mees het vijftienjarige schoolmeisje Panda oppikt. Gedrieën slenteren ze wat rond, kijken naar de eenden en kopen een ijsje. Een nieuwsgierige grijsaard volgt hen naar een uitspanning, waar ze zitten om een biertje te drinken. Panda gaat naar een openbaar toilet, waar ze een woordenwisseling heeft met Rosa Overbeek, de oude dame die daar toezicht houdt.
Intussen gaat de grijsaard, ondanks zijn smalende opmerkingen aan het adres van de moderne jeugd, bij Mees en Boelie zitten. De jongelui besluiten naar het huis van Mees te gaan dat vlak bij het park ligt. De grijsaard wil hen ook daarheen volgen, maar ze slaan hem eensgezind neer. Terwijl hij bewusteloos in het gras ligt, berooft Panda hem van de tweehonderd gulden die hij in zijn schoen verborgen hield. 'Heb je zo'n pijn aan je voeten, opa?' riep ze zorgzaam uit, ten behoeve van de tot tranen toe geroerde voorbijgangers, 'Verdomd', zei Panda en haalde twee biljetten van honderd uit opa's linkerschoen. Met een snel gebaar stopte ze het geld tussen haar borstjes. Thuis aangekomen maakt Mees aanstalten Panda te versieren, die daar geen bezwaar tegen heeft. Om van Boelie af te komen, herinnert Mees hem aan een afspraak die hij in hotel Asiatique met een journalist heeft. Nauwelijks is Boelie vertrokken, of Mees en Panda gaan uitgebreid met elkaar naar bed. In dit hoofdstuk krijgen we een terugblik op de eenzame jeugd van Mees, zijn ervaringen als pianist in kroegen en zijn mislukte pogingen om een liefdesrelatie op te bouwen.
Boelie wordt intussen geïnterviewd door de journalist Ernst-Jan Zoon, die Boelie na afloop vertelt dat hij zijn vrouw, Etta, ervan verdenkt een minnaar te hebben. Hij vraagt Boelie uit te zoeken of zijn vermoeden juist is. Samen gaan ze naar het huis van Ernst-Jan en Etta, waar Ernst-Jan naar een uitzending van een voetbalwedstrijd (Nederland-België) gaat luisteren, terwijl Boelie Etta gezelschap houdt in de tuin. Voornamelijk om een eind te maken aan zijn innerlijke onzekerheid besluit Boelie om Etta te verleiden. Samen gaan ze het huis van de buren in, die een autoritje aan het maken zijn, maar ze worden verrast door hun onverwachte terugkomst, Boelie redt hun uit hun benarde situatie door een verzinsel over gaslucht.
Intussen is de grijsaard in het park bijgekomen en hij merkt tot zijn schrik dat zijn geld weg is. Tjeerd Overbeek, die alles heeft gezien, biedt de oude man aan de drie jongelui op te sporen. Eerst wantrouwt de grijsaard hem, maar tenslotte neemt hij Tjeerds aanbod aan. Tjeerd neemt de grijsaard, die Kees blijkt te heten, mee naar zijn oudtante Rosa Overbeek, de juffrouw van het openbaar toilet, die mogelijk goede adviezen kan geven over wat ze kunnen doen. De grijsaard ontdekt dat Rosa een schoolvriendinnetje van hem is geweest. Tjeerd ziet dat hij overbodig is geworden, omdat de twee oude mensen helemaal in elkaar opgaan en Kees is de belangstelling voor het verloren geld heeft verloren.
Mees en Panda besluiten een feest te geven van het geld waarvan ze de grijsaard beroofd hebben. Met dat doel gaan ze naar de drankwinkel van Jens. Terwijl 's avonds het feest in het huis van Mees en Boelie in volle gang is, de muziek dendert en glaswerk sneuvelt, komt Tjeerd Overbeek aanlopen en blijft voor het hek staan, niet goed wetend wat te beginnen. Tegen zijn zin in, wordt hij door een dronken feestganger naar binnen geloodst, verdwaasd door de ongelooflijke chaos in een wereld die hem totaal vreemd is. Etta, die stomdronken is, maakt een scène met haar man en laat zich door Boelie naar een bed in de zolderkamer leiden. Panda wordt door Jens in zijn auto naar huis gebracht. Mees kijkt toe hoe een jongen, een paraplu als valscherm gebruikend, uit het zolderraam de tuin in springt en statig naar beneden zweeft. Op dat ogenblik voelt Mees een ongekend gevoel van geluk door zijn lichaam stromen.


Verwerking

De stroming van het boek is heel duidelijk het realisme. Terwijl je verder komt in het boek, kom je telkens weer momenten tegen die hierop wijzen.
De belangrijkste kenmerken van het realisme zijn dat het verhaal zich in het hier en nu afspeelt, dat de schrijver zich probeert in te leven in zijn of haar personages om zo een zo realistisch mogelijk beeld te geven en dat de schrijver een volstrekt objectieve en realistische weergave probeert te geven aan de hand van uitgebreid vooronderzoek. Het verhaal wordt ook vaak deels gebaseerd op een echte gebeurtenis of zelfs een persoonlijke ervaring van de schrijver.

Deze aspecten kun je na enigszins moeite te hebben alle terugzien in het boek. Door het hele boek heen merk je, ondanks de toch onwaarschijnlijke gebeurtenissen die het verhaal soms kent, dat de schrijver zijn best doet om alle gebeurtenissen betrouwbaar over te laten komen en zijn realistische achtergrondidee naar voren te laten komen.

“Ik heb een hekel aan fantastische vertellingen. Sprookjes, dromen, saai-jans-fiction, de hele boel kan me gestolen worden.'
'Waarom, meisje?'
'Het gewone dagelijkse leven is al fantastisch genoeg.'
'Kind, kind,' de juffrouw hief de handen geschrokken ten plafond, 'waar haal je die onzin vandaan! Straks ga je nog zeggen dat de werkelijkheid fantastischer is dan een roman.”

In het bovenstaande gesprek spreekt Panda met de toiletjuffrouw. Je ziet twee totaal verschillende meningen geuit worden, die beide door dezelfde schrijver zijn bedacht en omdat zijn voorkeur voor één mening niet naar voren komt en door de beschouwende aard van deze passage wordt duidelijk dat het hier om het realisme gaat. Niet om het naturalisme, want die stroming heeft vaak de neiging om zich daadwerkelijk tégen de romantiek te keren, jan-met-de-pet centraal te stellen en uitgesproken kritiek te geven op de huidige maatschappij. Het is duidelijk dat dat hier niet het geval is. Ondanks dat de schrijver zijn best doet om de maatschappij van dat moment soms in zijn raarste vormen weer te geven, is het duidelijk dat zijn bedoeling niet was deze door die rare gebeurtenissen voor debiel te verklaren, maar heel objectief weer te geven en, je zou bijna zeggen, het als een voorlichting voor andere mensen over de jaren '60 te bedoelen.

“Waarom zou hij zich verzetten? Uit morele overwegingen? Kom nu; als je daaraan deed, kon je beter de rest van je leven thuis blijven zitten met dichtgespijkerde ramen en de deur op de grendel - dan had je een kleine kans dat je een fatsoenlijk mens bleef; alleen was er dan niemand die wist hoe fatsoenlijk je was.”

Uit dit citaat blijkt heel duidelijk de 'desaffectie' van de schrijver voor de romantiek. Het hiervoor kenmerkende vluchtgedrag wordt namelijk ontkracht en onverantwoord genoemd. Dit is een monoloog van de schrijver en niet een gesproken tekst van een van de personages. Vooral aan de woorden "Kom nu;" kun je je zien dat de schrijver dit duidelijk meent en het onzin vindt dat je zou vluchten voor je problemen, je zou ze juist op moeten lossen. Deze gedachtegang is typerend voor het realisme.

“Ik verveel me niet. Ik ben ongelukkig.'
'Omdat je in geluk gelooft. Iedereen die in geluk gelooft is ongelukkig.”

Als laatste citaat nog een heel nuchtere. De opkomende nuchterheid in eind jaren '50 in Nederland en ook de rest van de wereld, laat zich eigenlijk nooit - zij het bedoeld of onbedoeld - in positieve zin uit over de romantiek. Vluchtgedrag, donkerheid en bepaalde euforie over de liefde worden door uitspraken van nuchtere mensen vaak snel ontkracht. De verteller van de eerste zin, een getrouwd meisje dat wordt verleid door Boelie - getrouwde prooien zijn immers veel interessanter dan ongetrouwde, voelt zich heel zielig en gaat geloven dat ze depressief is. Boelie, net als Mees een typisch kind van de jaren '50 en '60, vertelt dat ze dan ook maar niet in de sprookjes van het geluk moet geloven. Hij zegt als het ware "Denk nu eens na over wat je moet doen, want rare toevalligheden als geluk bestaan niet. Dus vlucht nu niet weg voor je problemen door in een hoekje over je leven te gaan zitten klagen, maar los het op, maak er iets van."


Het was mij dus duidelijk om welke stroming het in dit boek ging. Ik kan dan ook vertellen dat dit zelfs een uiterst typerend boek is voor die stroming en daarom schat ik de exponentiële waarde van Het Leven is Vurrukkulluk binnen het realisme hoog in.
Het is leuk om te zien, (hoewel vaak ook moeilijk te begrijpen op het moment van lezen,) dat Campert als het ware een brug probeert te slaan tussen de oudere, eerdere generatie en de jongere, nieuwe generatie, door de situatie in de samenleving weer te geven zoals hij zelf vindt dat deze op het moment is, maar ook door het gebruik van nieuwe woorden voor die tijd en dat vaak op fonetische manier gespeld. Zoals in het eerste citaat het woord "saai-jans-fiction" wordt genoemd en elders in het boek onder andere "Marie-Johanna", beter bekend als marihuana. Doordat af en toe opééns dit soort fonetisch gespelde, 'nieuwe' woorden in het boek staan, wordt het boek leuker om te lezen door de vaak grappige anekdotes die bij zo'n woord verteld worden.

Kortom, het boek is een experimentele roman, die voor verandering heeft gezorgd in Nederland en zijn literatuur - het is immers niet voor niets verkozen tot het boekenweekgeschenk van 2011 - en zonder enige twijfel thuishoort tussen de klassiekers van het realisme.